Al of niet kwijtscheldbaar ? Een laatste stand van zaken na het het arrest van het Hof van Cassatie.
Daar waar in de collectieve schuldenregeling het principe wordt gehanteerd dat alle schuldeisers op voet van gelijkheid worden behandeld, is het zo dat de overheid als schuldeiser zich sinds geruime tijd via wetsingrijpen een bijzondere positie tracht te verwerven.
Hiebij kan o.m. worden gedacht aan de toepassing van art. 334 van de Programmawet, hetwelk de schuldvergelijking heeft mogelijk gemaakt. De schuldenaar-verzoeker in collectieve schuldenregeling merkt dit eenvoudigweg doordat de teruggaven van bv. de directe belastingen worden aangewend om andere openstaande vorderingen bij de overheid te ‘regelen’. Voor de invoering van deze regel werd een teruggave van belastingen in de regel overgemaakt aan de schuldbemiddelaar op de schuldbemiddelingsrekening.
Ook voor wat de penale boeten betreft, was er tot recent een fundamentele discussie aan de gang.
Kunnen penale boeten nog worden kwijtgescholden, en welke zijn de gevolgen hiervan op de procedure collectieve schuldenregeling ? Na tussenkosmt van het arrest van het Hof van Cassatie is deze vraag thans definitief beslecht. Penale boeten zijn niet kwijtscheldbaar, maar wat zijn hiervan de gevolgen en implicaties op de procedure en voor de verzoeker-schuldenaar ?
De vraag naar de al dan niet kwijtschelbaarheid van penale boeten in het kader van de procedure collectieve schuldenrgeling is een eerder technische discussie. Zonder in detail te treden over de argumentatie om al dan niet te besluiten tot de kwijtscheldbaarheid van penale boeten, is het wel belangrijk voor de schuldenaar-verzoeker te weten welke de gevolgen hiervan zijn op de verdere procedure. Eén en ander is nl. wel ingrijpend.
Zoals de titel al laat vermoeden waren er tot recent twee strekkingen in deze discussie. Enerzijds de strekking die van oordeel was dat de penale boeten wel kwijtschelbaar waren, en aan de andere kant van het spectrum de strekking die stelt dat er van kwijtscheldbaarheid geen sprake kan zijn. Beide strekkingen vertaalden zich op het terrein van de rechtbanken en hoven, hetgeen voor de schuldenaar-verzoeker alleen aanleiding heeft gegeven tot grote rechtsonzekerheid.
Het recent arrest van het het Hof van Cassatie dd. 21/11/2016 heeft thans de vraag beslecht. Penale boeten zijn niet kwijtscheldbaar. Dit alles heeft uiteraard grote en verstrekkende gevolgen. Het verdient meer dan aanbeveling deze gevolgen alles even kort onder de aandacht te brengen.
Geen grotere rechtsonzekerheid in de procedure collectieve schuldenregeling tot voor kort dan de discussie rond de al dan niet kwijtscheldbaarheid van penale boeten.
Wanneer een schuldvordering als niet kwijtschelbaar wordt aanzien, heeft zulks in de regel tot gevolg dat tijdens de procedure deze schuld integraal dient te worden terugbetaald, of indien de integrale terugbetaling niet mogelijk is tijdens de procedure, zal de verdere afkorting en afbetaling dienen te worden verdergezet na het einde van de procedure collectieve schuldnregeling. Zo zogenaamde ‘fresh start’-gedachte die aan de grondslag ligt van de wet CSR komt hiermee in het gedrang.
De situatie voor het arrest van 21/11/2016
Op het terrein van de rechtbanken en hoven werd voor de tussenkomst van het arrest heel verschillend met de problematiek omgesprongen. Het was kiezen tussen pragmatisme en rechtszekerheid.
Op het niveau van de arbeidshoven werd er zeer verschillend gekeken naar deze problematiek :
Antwerpen :
Het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, had bij arrest van 27.05.2014 aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag gesteld.
Het Arbeidshof had in zijn arrest echter wel nadrukkelijk gesteld dat er geen betwisting kon zijn dat én de penale boetes én de onderhoudsgelden niet meer kwijtscheldbaar zijn. Dit principe is duidelijk doch het Arbeidshof stelde zich vragen of het rechtzekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel niet geschonden waren omdat er geen overgangsmaatregelen vastgelegd waren voor beide soorten schulden.
Het Arbeidshof stelt zich de vraag of zij die reeds in collectieve schuldenregeling waren, niet mochten vertrouwen op de kwijtschelding en daarom en alleen daarom, stelde het Arbeidshof dus de twee concrete vragen aan het Grondwettelijk Hof.
Uit het tussengekomen arrest van het GwH van 22 september 2016 lees je impliciet het duidelijke standpunt dat beiden niet kwijtscheldbaar zijn door de schuldbemiddelingsrechter, dus ook de penale boeten niet.
Luik :
De Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Namen o.a. op 02.02.2015, had vonnis gewezen waarbij het stelde dat de penale boeten wél kwijtscheldbaar zijn als er geen SUO-onderzoek lopende was en / of mogelijk was voor de betrokken boete.
Inmiddels was er ook een arrest tussengekomen van het Arbeidshof te Luik op 13.07.2015 waarbij deze soort vonnissen hervormd werden. Het Arbeidshof te Luik stelde eveneens en onvoorwaardelijk dat de penale boeten niet kwijtscheldbaar zijn met verwijzing naar de uitdrukkelijke tekst van de wet.
Gent :
Twee interessante arresten van het Arbeidshof te Gent stonden voorop :
Met betrekking tot de schuldvordering van Davo (onderhoudsgelden) verwees het Arbeidshof te Gent een zaak naar de rol in afwachting van een uitspraak van het Grondwettelijk Hof ten aanzien van het voormelde arrest van het Arbeidshof te Antwerpen.
Wat betreft de penale boeten besloot het Arbeidshof te Gent dat deze wél konden kwijtgescholden worden en vernietigde het Arbeidshof in die zin dan ook een vonnis van de Arbeidsrechtbank te Gent van 09.12.2014.
Hiertegen werd een voorziening in cassatie ingesteld.
Brussel :
Door het arbeidshof te Brussel werd een aanzuiveringsregeling gehomologeerd waarbij partijen een akkoord hadden gevonden om de beslissing inzake de kwijtscheldbaarheid op te schorten totdat het hof van Cassatie en het grondwettelijk Hof uitspraak zullen hebben gedaan. De kwijtscheldbaarheid is immers pas aan de orde op het einde van de collectieve schuldenregeling. Een bijzondere clausule werd opgenomen in het aanzuiveringsplan rond de problematiek van de penale boeten.
Met de invoeging van de voornoemde clausule in het plan wordt gekozen voor pragmatisme versus rechtszekerheid. Feit is dat de problematiek pas in een later stadium zijn beslechting zal krijgen. Voorwaar een zeer gevaarlijke evolutie. Dit betekent dat schuldenaar-verzoekers die al 7 jaar in het CSR keurslijf zitten pas op het einde zouden weten of zij nadien nog een reeks schulden over houden.
Op het einde van de CSR dreigen bijgevolg nog heel wat zaken op zitting te worden behandeld, tenzij er op stukken zal worden geoordeeld.
In ieder geval is ook nog niet geheel duidelijk op welke manier deze oplossing effect heeft op de termijnen en de duurtijd van de aanzuiveringsregeling. Wordt vervolgd !
De situatie na het arrest van 21/11/2016
Er werd bijaldien heel verschillend gekeken naar deze problematiek vanuit de arbeidshoven.
De gehele discussie werd recent beslecht door tussenkomst van het arrest van 21/11/2016. Penale boeten zijn voortaan niet kwijtscheldbaar.
Wat betekent zulks nu concreet (in kort bestek) ?
1.
Vooreerst beargumenteren sommigen dat de zogenaamde ‘fresh start’-gedachte die aan de grondslag ligt van de wet CSR hiermee in het gedrang komt.
Europa heeft er België immers reeds een aantal maal op gewezen dat ons intern insolventierecht, nog steeds te weinig waarborgen biedt naar “fresh start” toe.
Wanneer de penale boetes systematisch verschuldigd blijven bij het beëindigen van de schuldenregeling, zal er nog minder sprake zijn van een “fresh start”, dan dat zulks in het verleden het geval was.
De vraag die hieraan ten grondslag ligt is welke normen en waarden dienen te primeren “:de gelijkheid der schuldeisers” of de ”fresh start- gedachte”.
Vanuit Europese hoek lijkt gesuggereerd te worden dat de “fresh start-gedachte” dient te primeren.
Uit de hoek van de wetgever dient er m.i. geen andere verwachting te worden gekoesterd om na tussenkomst van het arrest enige aanpassing te doen. De wetgever heeft immers een ‘uitzonderingspostie’ gecreëerd voor de penale boeten dewelke door de tussengekomen arresten wordt ‘onderschreven’. De ‘rijkscomptabiliteit’ lijkt te primeren op de ‘fresh start-gedachte’.
2.
Om de ‘fresh start’ doctrine te realiseren zou de optie kunnen zijn, om een prioritaire betaling van deze niet kwijtscheldenbare schulden te voorzien, zodat er bij beëindiging van de collectieve schuldenregeling effectief sprake is van een “fresh start”.
Een terechte kritiek daarop is dat penale boetes, alsdan een preferente positie innemen terwijl zij in werkelijkheid niet bevoorrecht zijn (gerechtskosten niet te na gesproken).
De juridische vraag die zich dan stelt is dan ook niet zozeer of “een vordering bevoorrecht dan wel niet bevoorrecht is”, gezien de vaststaande rechtspraak duidelijk stelt dat de voorrechten inzake collectieve schuldenregeling niet spelen voor sommen welke de schuldeisers ten goede komen en afkomstig zijn uit lopende inkomsten (wel voor sommen die afkomstig zijn van de realisatie van activa), doch wel of het niet kwijtschelden karakter van bepaalde schulden rechtvaardigt dat deze preferent en boven alle andere schuldeisers zouden worden uitbetaald teneinde de ”fresh start”- gedachte te laten primeren.
De penale boeten verwerven na het arrest evenwel geen statuut van voorecht of voorrang, zelfs niet om de ‘fresh start’ gedachte te helpen realiseren. De gelijkheid tussen de schuldeisers is nog steeds het uitgangspunt.
3.
Gelet op het tussengekomen arrest is het opnemen van een voorbehouds-clausule in de aanzuiveringsregeling voor wat de penale boeten betreft – zoals dat voorheen door sommige rechtbanken werd opgelegd – voortaan uiteraard niet langer zinvol.
Het spreekt ook voor zich dat voor de (OUDE) plannen of vonnissen waarin voorbehoud werd geformuleerd tav. de penale boeten, deze laatsten mogelijks niet geheel zullen zijn of worden geregeld via het aanzuiveringsplan. Verzoekers zullen ook hier na het einde van de CSR bijgevolg een oplossing dienen te vinden voor de ‘restschuld penale boeten’.
Het niet kwijtscheldbaar karakter van de penale boeten dient bij voorkeur in het tekstuele gedeelte van de (TOEKOMSTIGE) aanzuiveringsregeling te worden onderstreept, met nadruk op het feit dat verzoekers na het einde van de procedure CSR ‘voor het gedeelte van de penale boeten dat niet werd geregeld via de aanzuiveringsregeling’, een oplossing dienen te vinden.
4.
Voor de ‘oude’ aanzuiveringsregelingen dewelke dateren van voor de wetswijziging mbt. de penale boeten, en waarin daadwerkelijk een deel van de schuldvordering inzake penale boeten werd kwijtgescholden, lijkt m.i. verworven. Het verdient aanbeveling in die gevallen bijzonder terughoudend te zijn tav. een eventuele herziening die immers het ‘verval’ impliceert van de regeling met kwijtschelding (zie ook randnr. 7).
5.
In tegenstelling tot wat de FOD. FIN in sommige gevallen voorhoudt, is een aangifte voor de penale boeten die dateren van voor de toelaatbaarheid ook nog steeds verplicht. Het is niet omdat de penale boeten niet kwijtscheldbaar zijn, dat er geen aangifte meer zou moeten gebeuren . Wettelijk is er hier niets veranderd.
6.
Schuldbemiddelaars worden recent ook vaak geconfronteerd met een ‘historische opkuis’ inzake penale boeten, waarbij bijkomende aangiften gebeuren voor penale boeten dewelke dateren van voor de toelaatbaarheid. Deze aangiften worden vaak gedaan door de ‘cel’ op een ogenblik dat er reeds een ontwerp-plan is verzonden, of er reeds een door de rechter gehomologeerd plan bestaat.
Overeenkomstig oude rechtspraak van het hof van beroep kan niet worden verhinderd dat er bijkomende aangiften worden gedaan, behoudens verzending van een brief aan de schuldeiser onder art. 1675/ 9 3° Ger. Wb. Uiteraard doet geen enkele schuldbemiddelaar dit voor een schuldeiser die reeds aangifte heeft gedaan. Toegepast op de FOD FIN zou dit in casu enkel tot gevolg dat een herziening niet nodig is wanneer de aanvullende aangifte een penale boete betreft die had kunnen gebeuren binnen de normale termijn voor het doen van een aangifte.
In dit geval is een herziening uitgesloten en is er een kostenbesparend effect.
Vraag is hierbij of na het einde van de procedure collectieve schuldenregeling de FOD. FIN. voor deze laattijdige aangifte nog zou kunnen uitvoeren ? M.i. kan hiervoor niet langer worden uitgevoerd.
7.
De FOD FIN wijzigde recentelijk herhaaldelijk haar beleid inzake de invordering en het doen van aangiften voor wat betreft de penale boeten. Het is niet steeds duidelijk wie de coördinatie hiervan in handen heeft zodat het ook zeer moeilijk is de FOD. FIN. via een verantwoordelijke hierop aan te spreken.
Zo wordt soms door de FOD FIN voorgehouden dat niet langer de datum van de feiten dient te worden in acht genomen om uit te maken of een penale boeten al dan niet in de CSR dient te worden opgenomen, doch wel de datum van de veroordeling. Algemeen wordt er door de schuldbemiddelaars en de rechtbanken van uitgegaan dat de datum van de feiten evenwel bepalend is.
?
De FOD FIN houdt ook voor dat indien de penale boete invorderbaar is na de beschikking van TLB deze niet het karakter heeft van een ‘boedelschuld’. Dit laat aan de schuldbemiddelaars een grotere vrijheid :
- penale boete is geen boedelschuld
- dus schuldbemiddelaars moeten er geen voorrang aan geven
- dus schuldbemiddelaars kunnen het plan verder uitvoeren
- de schuld blijft dan wel open staan en de verzoeker-schuldenaar zit er mee na de CSR ( tenzij de schuldbemiddelaar reserve heeft waarmee die schuld kan worden voldaan zonder de andere schuldeisers te benadelen)
In dit laatste geval kan de schuldbemiddelaar nog moeilijk nog een herroeping vragen .
De nieuwe schuldeiser kan dat vermoedelijk wel .
8.
De uitspraak van het Hof van Cassatie heeft uiteraard ook geen gevolgen voor de aanzuiveringsregelingen die onder de oude wetgeving – voor de tussenkomst van de problematiek rond de penale boeten – werden gehomologeerd en waarin een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de penale boeten zit vervat.
Mogelijks zal de FOD FIN de programmawet (art. 334) blijven toepassen na het einde van de CSR, zodat wat niet hoefde te worden betaald ingevolge het gehomologeerde aanzuiveringsplan, toch nog wordt ingevorderd. Mogelijks dient zulks aan leiding te geven tot procedure voor de beslagrechter na het einde van de CSR. De verzoekers zullen na de CSR dit dienen te blijven bewaken en desgevallend een advocaat raadplegen.
9.
Penale boeten mogen dan niet kwijtscheldbaar zijn, toch kan een genadeverzoek bij de Koning nog steeds. Dit dient te gebeuren door de verzoeker zelf. Sinds een tweetal jaar wordt genade door de Koning nog zeer zelden verleend.
10.
Gelet op de niet kwijtscheldbaarheid valt niet uit te sluiten dat er door sommige rechtbanken zal worden teruggegrepen naar de oude rechtspraak inzake penale boeten om de toelaatbaarheid te weigeren.
11.
Er valt ook niet uit te sluiten dat bepaalde schuldenaars, om het hoofd te bieden aan de problematiek van de penale boeten, achtereenvolgende procedures collectieve schuldenregeling zullen aanvragen. In principe is er geen beletsel. Er kunnen weliswaar vragen worden gesteld indien er alleen nog penale boeten zijn (zie randnr. 10).
Andere denkpiste om voor verzoekers een oplossing te vinden voor de niet kwijtscheldbare penale boeten : toepassing art. 1675/10 §6 Ger. Wb. Wanneer het inkomen van een verzoeker wordt beschermd(in het kader van een CSR (bescherming van het vermogen), en een oplossing voor de penale boeten mogelijk is (menswaardig bestaan), waarom zou op vraag van een verzoeker dan een plan in dit geval niet langer kunnen duren dan 7 jaar ? Quid voor de rechter indien de FOD. FIN. daarmee zou kunnen instemmen ?
Gelet op deze voorgaande gevolgen, valt niet uit te sluiten dat de problematiek van de penale boeten nog vele jaren voor interpretatie-problemen en moeilijk op te lossen situaties zal zorgen.