Aanvang en duur van de collectieve schuldenregeling ?

Vanuit een zorg voor te lange aanzuiveringsplannen en meer duidelijkheid voor de verzoeker, heeft de wetgever, enkel voor wat de minnelijke aanzuiveringsregeling (MAR) betreft, een nieuw wettelijk principe ingevoerd inzake aanvang en duurtijd (art. 1675/10 §5 en §6 Ger Wb.).

De wetgever heeft in de nieuwe wet op geen enkele manier de (maximale) duurtijd van een procedure collectieve schuldenregeling vastgelegd.

Er heerst hierover nogal wat onduidelijkheid inzake het toepassingsgebied
Enkel voor wat de minnelijke aanzuiveringsregeling (MAR) betreft, werd een nieuw wettelijk principe ingevoerd inzake aanvang en duurtijd (art. 1675/10 §5 en §6 Ger Wb.) van de aanzuiveringsregeling (niet van de procedure !).

WETTELIJK (BASIS)PRINCIPE

Het wettelijk principe regelt voor de MAR twee onderdelen, de aanvang, en de looptijd . Op elk onderdeel is een afwijking (uitzondering) voorzien. Samen geeft dit 4 mogelijke combinaties., waarin ook een gecombineerde afwijking (aanvang + looptijd) moet worden weerhouden.

Het wettelijk principe zal allicht alleen toepassing vinden in die dossiers met eerder beperkte schuldmassa en terugbetalingsmogelijkheden in hoofde van verzoekers, en waarin vanaf de toelaatbaarheid het mogelijk is en reserve aan te leggen, en inhoudingen te doen tot terugbetaling van de schuldeisers.

UITZONDERING OP HET WETTELIJK (BASIS)PRINCIPE

Van het principe (aanvang TLB) kan worden afgeweken (uitzondering op het basisprincipe).
In de Commissie Justitie werd gesteld dat de schuldbemiddelaar geval per geval zal nagaan of er in de periode voor de redactie van de aanzuiveringsregeling reeds een reserve werd opgebouwd en of er al iets kan betaald worden aan de schuldeiser. Men vervolgt dat wanneer de schuldbemiddelaar het plan niet met terugwerkende kracht laat ingaan (vanaf TLB) hij dit ten aanzien van de rechter moet motiveren, die ervan kan afwijken. (Parl. St. 2011-12, Doc. 53, 1410/007, 9).

Vermits de wet het principe van het aanleggen van een reserve verplicht stelt, moet dit immers ook mogelijk zijn. Die reserve kan vanaf de TLB worden opgebouwd gelijktijdig met de regeling van de schuldeisers (= wettelijk principe), doch het kan ook dat er eerst voldoende reserve dient te worden opgebouwd om pas nadien (ook) de schuldeisers te kunnen regelen (= afwijking van het wettelijk principe).

Een MAR met aanvang na TLB met looptijd van 7 jaar vanaf TLB verplicht stellen in alle gevallen, lijkt onzinnig, en houdt toepassing in van een onjuiste lezing van de wet. Wat is de zin immers van zo’n regeling ? Nut van tussenkomst rechter ? Quid met aanleggen van reserve ?

In ieder geval is het zo dat de wetgever weinig rekening heeft gehouden met feitelijke omstandigheden die een het opstellen van een definitief plan verhinderen of bemoeilijken, zoals daar zijn :

Ontdekken van nieuw in de CSR op te nemen schuldeisers (Wat als dit door schuldenaar als strategie wordt ingezet ?)

  • Verkoop onroerend goed
  • Vereffening-verdeling
  • Echtscheiding
  • Nalatenschap
  • Lopende juridische procedures
  • Belastingaanslagen
  • Voortdurend wijzigende financiële en familiale situatie schuldenaar-verzoeker
  • Niet medewerking schuldenaar-verzoeker
  • effect van verzoek tot herroeping voor MAR/bij lopende MAR (bv. geen herroeping wel achterhouden inkomsten)

VIER MOGELIJKHEDEN INZAKE AANVANG EN LOOPTIJD MINNELIJK AANZUIVERINGSPLAN (MAR)

Gevisualiseerd geeft dit volgende mogelijkheden :

SAMENVATTEND

De wet zegt niets over de maximale duurtijd van de procedure CSR.
De procedure CSR stopt ipso facto ook niet op na 7 jaar.

Finaal heeft de wetgever het principe van aanvang en looptijd MAR willen vastleggen. Op dit principe heeft de wetgever afwijkingen/uitzonderingen voorzien. In fine zal een MAR niet langer dan 7 jaar mogen duren, en zal voor de afwijking inzake de aanvang van het MAR de rechter dienen te beslissen.

Vraag wat met de herziening ? Wil het principe dat de cumulatieve MAR’s dan samen slechts 7 jaar zouden mogen duren ? De wet heeft het over de aanzuiveringsregeling, en niet over de ‘aanzuiveringsregelingen’. De wetgever heeft (andermaal) nagelaten de spelregels vast te leggen bij herziening. Het opstellen van een MAR na herziening met aanvang retroactief vanaf de TLB is compleet onzinnig (en zou een miskenning inhouden van de gewijzigde feitelijke omstandigheid van de noodzaak van de herziening). Bij herziening kan de rechter de te volgen ‘spelregels vastleggen’.

In essentie blijft de vraag nog steeds dezelfde : hoe lang kan/mag een procedure CSR in totaliteit het best duren rekeninghoudend met de finaliteit van de wet inzake menswaardig bestaan (wetende dat een MAR na herziening kan gevolgd worden een door een GA van bv. 5 jaar).

Ondanks de wetswijziging blijven er nog heel wat onduidelijkheden en interpretatieproblemen .

TUSSENKOMST VAN DE RECHTER?

Inzake de tussenkomst van de rechter geeft dit volgend overzicht :

CONCLUSIE

Het lijkt erop dat in de praktijk heel wat creatieve mogelijkheden bestaan voor de schuldbemiddelaar om in een MAR voorstellen te doen qua aanvang en duurtijd, voor zover deze door tussenkomst van de rechter worden ingedekt.
De wetgever heeft de rechterlijke toetsing uitgebreid, maar daarmee ook de werklast van de rechtbank negatief beïnvloed.

Geef een reactie